5 Here, God van de hemelse legers,blijft uw toorn nog lang gericht tegen uw volk,ondanks onze gebeden?
6 Hun tranen doorweekten het brood dat zij atenen mengden zich met het water dat zij dronken.
7 De omringende landen ruziën spottend over ons,onze tegenstanders steken de gek met ons.
8 O God van de hemelse legers,maak ons volk weer tot een eenheid.Laat uw licht over ons schijnen,dan zullen wij bevrijd worden.
9 U hebt in Egypte ons volk als een wijnstok uitgegraven,daarna hebt U hier de volken verdrevenen ons in dit land geplant.
10 U hebt dit land, deze grond, voor ons klaargemaakt,zodat wij ons er thuis voeldenen ons er als volk konden vestigen.
11 Wij hebben ons genesteld op de bergenen in de schaduw van de bomen gezeten,de bomen die U hebt geplant.