8 U hebt Zich tegen mij gekeerden ik kan dat niet verdragen.Ik heb het gevoelalsof U mij tegen de grond hebt geslagen.
9 U hebt ervoor gezorgd dat mijn kennissenmij niet meer willen zien en van mij gruwen.Ik zie geen uitweg meer.
10 Ik weet niet meer waar ik het zoeken moet.Dag in, dag uit bid ik tot U, Here.Mijn handen strek ik naar U uit.
11 Kunt U wonderen onder de doden doen?Kunnen de geesten van de gestorvenen U prijzen?
12 Spreekt men in het graf over uw liefde en goedheid?Blijkt uw trouw waar lichamen vergaan?
13 Kan uw grote macht dan in de duisternisworden bekendgemaakt?Blijkt uw rechtvaardigheid dan daarwaar alles en iedereen wordt vergeten?
14 Toch roep ik naar U, Here.Ik leg alles 's morgens voor U neer.