11 De dieren komen er drinken.De wilde ezels gaan daarheen als ze dorst hebben.
12 Langs de beken wonen de vogels.Tussen de takken zingen ze hun lied.
13 Vanuit uw hemelse paleis laat U regen vallen op de bergen.Alles op aarde groeit en bloeit dankzij U.
14 U laat gras groeien voor het vee en planten voor de mensen.Zo leven de mensen van wat er op aarde groeit.
15 Ze hebben wijn om hen vrolijk te maken,olijf-olie om zich mee te verzorgen,brood om sterk en gezond te blijven.
16 De bomen op de Libanon, door U geplant,hebben water in overvloed.
17 De vogels bouwen er hun nesten.De ooievaars wonen in de cipressen.