1 Een lied van David, om iets van te leren. Op de wijs van 'Mahalat.' Voor de leider van het koor.
2 De dwaze mensen denken:'Er is geen God.'Ze doen vreselijke en verschrikkelijke dingen.Er is niemand die iets goeds doet.
3 God kijkt vanuit de hemel omlaag naar de mensen.Hij zoekt of er één mens nog verstandig is,één mens die naar Hem verlangt.
4 Maar er is niemand die leeft zoals Hij het wil.Iedereen doet waar hij zelf zin in heeft.Niemand doet iets goeds, helemaal niemand.
5 De Heer zegt:"Is er dan helemaal niemand verstandig?Ze doen zoveel kwaad!Ze eten mijn volk op alsof het brood is.Niemand van hen heeft ontzag voor Mij!"
6 Plotseling worden ze door angst overvallen,terwijl er niets is om bang voor te zijn.Maar God heeft hen bang gemaakt.God jaagt je vijanden angst aan.Ze vluchten voor je weg, want God heeft hen verlaten.