1 Een lied van David. Voor de leider van het koor.
2 Heer, we zijn stil van ontzag voor U.We zullen U de offers brengen die we U hebben beloofd.
3 U beantwoordt onze gebeden.Iedereen komt naar U toe.
4 We hebben veel verkeerde dingen gedaan,maar U vergeeft ons alles weer.
5 Het is heerlijk als je door God bent uitgekozen,als je naar Hem toe mag komen.Het is heerlijk als je in Gods huis mag wonen.God zal zijn liefde over je uitstorten.
6 U komt voor ons op,op een indrukwekkende manier.Want U bent rechtvaardig.God, U redt ons.Tot aan het eind van de aarde,in landen aan de andere kant van de zeeën,vertrouwen de mensen op U.
7 Door uw kracht en machtstaan de bergen stevig.
8 U maakt de wilde zee weer rustig,U kalmeert het bruisen van de golvenen het rumoer van opstandige volken.
9 Overal op aarde hebben de mensen diep ontzag voor wat U doet.Van het oosten tot het westen juichen ze over U.
10 Waar U komt, geeft U het dorstige land regen.Uw rivier is vol water.U laat het graan groeien en geeft rijke oogsten.
11 U geeft de omgeploegde grond water,U maakt de harde kluiten nat.U maakt de grond zacht met regen.U laat de planten groeien.
12 U geeft elk jaar een rijke oogst.Overal waar U komt, is er overvloed.
13 De velden in de steppen druipen van water.De heuvels juichen.