1 Een lied van David.Heer, ik roep U om hulp. Kom toch gauw!Luister naar mij als ik U om hulp roep!
2 Ontvang mijn gebed als een wierook-offer.Mijn opgeheven handen zijn het avond-offer.
3 Heer, zet een bewaker bij mijn mond,die de deur van mijn lippen bewaakt.
4 Houd mij weg van het kwaad.Laat me niet meedoen met slechte mensen,ook al is de verleiding soms nog zo groot.
5 Als een rechtvaardig mens mij straft,dan doet hij dat uit liefde.Als slechte mensen me kwaad doen,zal ik voor hen bidden.
6 Als hun leiders de doodstraf krijgenen van de rotsen worden gegooid,zal ik nog goede dingen over hen zeggen.
7 We staan op de rand van de dood:het is alsof onze botten al overal verspreid liggen,zoals kluiten aarde op de akkernadat de boeren het land hebben omgeploegd.
8 Maar ik kijk naar U uit, Heer, en vertrouw op U.Laat me niet sterven.
9 Bescherm me tegen elke valdie slechte mensen voor mij hebben opgezet.