4 U bent goed voor hem,nog vóórdat hij om iets heeft gevraagd.U heeft een prachtige gouden kroon op zijn hoofd gezet.
5 Hij vroeg U om leven. U gaf wat hij vroeg.U gaf hem een heel lang leven.
6 U bent altijd zó goed voor hem!U heeft hem rijk, machtig en geëerd gemaakt.
7 U stort altijd uw goedheid over hem uit.U bent dicht bij hem. Dat maakt hem vrolijk en blij.
8 Want de koning vertrouwt op U, Heer.Hij wankelt niet dankzij de goedheid en liefdevan de Allerhoogste God.
9 Uw hand zal al uw vijanden treffen.U zal al uw vijanden vernietigen.
10 Uw woede zal hen vernietigen,zoals hout in de oven wordt verbrand door het vuur.