16 Mijn kracht brokkelt steeds verder af.Mijn tong kleeft vast in mijn mond.U legt mij al op de rand van de dood.
17 Want mijn vijanden hebben mij omsingeld.Ze bedreigen me als grommende honden.Schurken sluiten me in.Ze doorboren mijn handen en voeten.
18 Al mijn botten zijn te tellen.Mijn vijanden kijken toe en genieten van mijn pijn.
19 Ze verdelen mijn kleren onder elkaar.Ze loten wie mijn onderkleed mag hebben.
20 Heer, laat me niet in de steek!Kom me snel helpen. U bent mijn kracht.
21 Red mijn leven van de dood.Ik sta helemaal alleen tegenover die honden.
22 Red me uit de bek van de leeuwen.Red me van de horens van de wilde buffels.Heer, hoor mijn gebed!