2 Mijn God, mijn God, waarom heeft U mij verlaten?Waarom redt U mij niet als ik schreeuw om hulp?
3 Mijn God, dag en nacht roep ik tot U.Ik geef niet op, maar U antwoordt mij niet.
4 Toch bent U de Heilige God.Heel Israël eert U met zijn liederen als Koning!
5 Onze voorouders hebben op U vertrouwd.Ze hebben op U vertrouwd en U heeft hen gered.
6 Ze hebben U om hulp geroepen,en U heeft hen bevrijd.Ze hebben op U vertrouwd,en U heeft hen niet teleurgesteld.
7 Maar ik lijk wel een worm in plaats van een man.Zó word ik vertrapt!De mensen lachen me uit en geven niets om me.
8 Iedereen die mij ziet, scheldt me uit.Ze schudden hun hoofd en zeggen spottend: