5 Onze voorouders hebben op U vertrouwd.Ze hebben op U vertrouwd en U heeft hen gered.
6 Ze hebben U om hulp geroepen,en U heeft hen bevrijd.Ze hebben op U vertrouwd,en U heeft hen niet teleurgesteld.
7 Maar ik lijk wel een worm in plaats van een man.Zó word ik vertrapt!De mensen lachen me uit en geven niets om me.
8 Iedereen die mij ziet, scheldt me uit.Ze schudden hun hoofd en zeggen spottend:
9 "Je hebt toch de Heer om hulp gevraagd?Laat Hij je dan maar redden!Laat Hij je maar bevrijden!Je zegt toch dat Hij van je houdt?"
10 U heeft mij gemaakt.Toen ik geboren was, legde U mij rustig in mijn moeders armen.
11 Vanaf mijn geboorte was ik van U.Ja, al vóór mijn geboorte was U mijn God.