1 Een lied van David, toen hij vluchtte voor zijn zoon Absalom.
2 Heer, wat heb ik toch veel vijanden!Zoveel mensen zijn tégen mij!
3 De mensen zeggen over mij:"God komt hem tóch niet helpen."
4 Maar Heer, U beschermt mij als een schild.Mijn eer is in U. Daardoor kan ik met opgeheven hoofd lopen.
5 Als ik de Heer om hulp roep,antwoordt Hij mij vanaf zijn heilige berg.
6 Ik kan rustig gaan slapen en weer wakker worden,want de Heer zorgt voor mij.
7 Ik ben niet bang,zelfs niet als tienduizenden mensen mij bedreigen.