6 Ik vertrouw mijn leven aan U toe.U redt mij, Heer, trouwe God.
7 Ik haat het als mensen afgoden aanbidden.Want ik vertrouw op U.
8 Ik wil juichen en blij zijn over uw liefde.Want U heeft mij gered toen ik in nood was.U wist van de moeilijkheden in mijn leven.
9 U heeft me niet aan mijn vijand uitgeleverd.U heeft ervoor gezorgd dat ik weer kan gaan waar ik wil.
10 Heb medelijden met me, Heer,want ik zit in grote moeilijkheden.Mijn ogen staan dof van verdriet.Mijn binnenste doet pijn.Mijn lichaam is zwak geworden.
11 Want mijn leven gaat voorbij in ellende.De jaren gaan voorbij in gezucht.Ik ben ziek en mijn kracht stroomt uit me weg.Dat komt doordat ik verkeerd heb gedaan.
12 Mijn vijanden lachen me uit.Mijn buren willen mij niet meer kennen.Mijn vrienden schrikken als ze me zien.Als ze mij op straat tegenkomen,lopen ze snel een andere kant op.