7 Want ze hebben een val voor mij opgezet.Ze willen me doden, zonder dat ik hun kwaad heb gedaan.
8 Maak dat het opeens met hen is afgelopen,plotseling, terwijl ze niets vermoeden.Laat hén in de val lopen die ze voor míj hadden opgezet.
9 Maar ik juich over de Heer.Ik juich omdat Hij mij heeft gered.
10 Met mijn hele hart zeg ik:"Heer, er is niemand zoals U!"U redt de mensen die worden verdruktdoor iemand die sterker is dan zij.U redt de arme en verdrukte mensenvan de mensen die hen beroven.
11 Leugenaars beschuldigen mij van dingen die helemaal niet waar zijn.Ze stellen me vragen over dingen die ik niet heb gedaan.
12 Ik ben goed voor hen geweest,maar als dank zijn zij nu slecht voor míj.Ze willen me doden!
13 Maar wat deed ík?Toen zij ziek waren, trok ik rouwkleren aan.Ik at niet en ik bad vurig voor hen,