6 Mijn leven duurt voor U maar een ogenblik.Een mensenleven is voor U als één enkele zucht.Elk mens, hoe goed het ook met hem gaat,is uiteindelijk niets.
7 Hij is maar een schaduw die voorbij glijdt.Hij werkt voor niets zo hard:hij verzamelt rijkdom, maar weet niet eens voor wie.
8 Heer, waar kan ik nog op hopen?Ik kan alleen maar vertrouwen dat U mij redt!
9 Vergeef me alles wat ik verkeerd heb gedaan.Zorg er alstublieft voor dat mijn vijanden me niet kunnen uitlachen.
10 Ik zwijg, ik zeg helemaal niets.Want U doet wat U wil.
11 Maar wees niet langer boos op mij!Ik sterf zowat onder uw straf!
12 Als U iemand straft voor de slechte dingen die hij heeft gedaan,dan voelt hij zich ziek en zwak.Zijn schoonheid verdwijnt als sneeuw voor de zon.Want wat is een mens? Eén enkele zucht!