1 Voor de leider van het koor. Een lied voor de Korachieten , op de wijs van: 'De meisjes.'
2 Bij God zijn we veilig.Hij is onze schuilplaats, onze burcht waar we veilig zijn.Hij heeft ons altijd geholpen als we in moeilijkheden zaten.
3 Daarom zullen we nooit bang zijn,zelfs niet als de aarde schudt,zelfs niet als de bergen in de zee vallen.
4 Laat het water maar bruisen en schuimen!Laten de bergen maar beven door de kracht van de golven!
5 Er stroomt een rivier door de stad van God.Die rivier maakt de mensen blij.In die stad woont de Allerhoogste God.
6 Daarom zal die stad niet veroverd worden.Vóór de dag begint, komt Hij de stad helpen.
7 Volken en koninkrijken bedreigen de stad.Maar als Hij spreekt,beven de volken,wankelen koninkrijken,lijkt de aarde te smelten.