11 Dag en nacht zaaien ze onrust binnen de muren.Ze veroorzaken alleen maar ellende.
12 Overal zijn misdadigers.Op het plein heersen leugen en bedrog.
13 Het is geen vijand die mij beledigt.Dát zou ik nog kunnen verdragen.Het is niet iemand die mij altijd al haatte,die mij nu bedreigt.Voor hem zou ik me verbergen.
14 Nee, het is mijn vriend,de man die ik vertrouwde.
15 We trokken met elkaar op.Samen vierden we feest in Gods heiligdom.
16 Zulke vrienden mogen van mij doodvallen,levend naar het dodenrijk gaan!Want ze zijn door en door slecht.
17 Maar ik roep mijn God om hulp.Hij zal me redden.