20 Toen Hij op de rots sloeg, stroomde er water uit.Maar kan Hij ook zorgen voor brood en vlees voor zijn volk?"
21 Toen de Heer dat hoorde, werd Hij vreselijk boos.Hij werd woedend op [ het volk van ] Jakob.
22 Want ze geloofden Hem niet.Ze vertrouwden er niet op dat Hij hen wilde redden.
23 Toch gaf Hij de wolken een bevel.Hij opende de deuren van de hemel.
24 Toen regende het manna! Hij gaf hun hemels graan.
25 Zo aten ze engelenbrood.Ze konden eten zoveel als ze wilden.
26 Hij zorgde ervoor dat er een oostenwind ging waaien.Ook zorgde Hij voor een sterke zuidenwind.