52 Maar zijn eigen volk nam Hij mee,zoals een herder zijn schapen meeneemt.Hij leidde zijn kudde door de woestijn.
53 Bij Hem waren ze veilig.Ze hoefden nergens bang voor te zijn.Want hun vijanden waren verdronken in de zee.
54 Hij bracht hen naar zijn eigen gebied,naar de berg die zijn eigendom was.
55 Hij joeg de volken voor hen weg.Hij gaf het gebied van die volken aan zijn eigen volk.Het werd hun eigendom, hun eigen land.
56 Maar ze daagden God weer uit.Ze waren koppig tegen de Allerhoogste God.Ze hielden zich niet aan zijn bevelen.
57 Net als hun voorouders waren ze ontrouw aan Hem.Ze gingen de verkeerde kant op,zoals kromme pijlen uit een slechte boog.
58 Ze maakten Hem kwaad met hun altaren voor de afgoden.Ze maakten Hem jaloers met hun godenbeelden.