11 De schaduw van de struik kwam tot aan de bergen,zijn takken waren zo groot als cederbomen.
12 Ze groeiden tot aan de zee [ in het westen ],tot aan de Rivier [ in het oosten ].
13 Waarom heeft U de muren rondom uw wijnstruik afgebroken?Nu kan iedereen die langs loopt de druiven plukken!
14 De wilde zwijnen uit het bos vertrappen hem.De wilde dieren vreten hem kaal.
15 God van de hemelse legers,kom alstublieft bij ons terug!Kijk vanuit de hemel naar onsen zorg alstublieft voor ons, uw wijnstruik!
16 Zorg alstublieft voor de stek die U Zelf heeft geplant,die U Zelf heeft verzorgd als een zoon tot hij groot was.
17 Hij is afgehakt en in brand gestoken.Maar U zal uw vijanden daarvoor straffen!